Tamara Lempicka (1895–1980) groeide op in het destijds zeer mondaine Moskou en Warschau, maar moest tijdens de Russische Revolutie naar Parijs vluchten. De vijfentwintigjarige bohemienne voelde zich als een vis in het water tussen de kunstenaars van Montparnasse. Tussen haar cocktailparty’s, bezoeken aan nachtclubs en seksuele avontuurtjes door schilderde ze als een bezetene, op de been gehouden door cocaïne. Om aan het opkomende fascisme te ontsnappen, vestigde ze zich in New York, waar ze haar losbandige en extravagante levensstijl voortzette.
Sinds schrijfster Tatiana de Rosnay op haar vijftiende een schilderij zag van de Poolse art-decokunstenares Tamara de Lempicka, is zij altijd gefascineerd geweest door De Lempicka’s werk en haar leven: achter het stuur van haar groene Bugatti is de koningin van de roaring twenties bezig haar eigen legende te creëren, bestaande uit schandalen en geheimen, absolute elegantie en voortdurende ballingschappen.
Hoewel haar werk enkele decennia in de vergetelheid is geraakt, heeft zij sinds de jaren tachtig weer grote erkenning gekregen en hangt haar werk in toonaangevende musea over de hele wereld.
Een leven groter dan het leven zelf, dat bestsellerauteur Tatiana de Rosnay (Haar naam was Sarah) al even gepassioneerd beschrijft in Tatiana over Tamara. In het voetspoor van Tamara de Lempicka